Nieuws

Oude boomgaarden in de Krimpenerwaard: De strijd tegen ‘natte voeten’

De strijd tegen 'natte voeten'

Oude boomgaarden in de Krimpenerwaard: De strijd tegen ‘natte voeten’

Dijkmans zoet, Groninger kroon, Zoete Ermgaard. Kleipeer, Kweepeer en de Mispel; wie kent ze nog? Het zijn oude fruitrassen die vroeger voorkwamen in de boomgaarden bij de boerderijen in de Krimpenerwaard. Ook het Streekmuseum Krimpenerwaard heeft een kleine boomgaard met oude rassen. Het hoorde bij het streven om zo veel mogelijk zelfvoorzienend te zijn. In de Krimpenerwaard had het planten van fruitbomen soms wel wat ‘voeten in de aarde’. Dat had te maken met de slappe veengrond en de hoge grondwaterstand.

Wie oplettend door de waard rijdt, ziet soms bij boerderijen nog een enkele fruitboom staan of men komt restanten van boomgaarden tegen. Er zijn zelfs enkele goed onderhouden intacte boomgaarden, die nog volop in exploitatie zijn.

Qua bodemgesteldheid kenmerkt de Krimpenerwaard zich door een groot veenpakket, waarop soms, met name aan de rivieroevers, een kleipakket is afgezet. Niet voor niets is daar de grond het meest geschikt voor fruitbomen. Maar ook in het hart van de waard komen nog steeds boomgaarden voor. Vaak waren de boeren daar ook wel gespitst op oude stroomruggen van stroompjes en riviertjes, die er ooit liepen, waarop ook een licht kleipakket was te vinden. Fruitbomen planten op pure veengrond kan wel, maar het blijft soms wat behelpen. Door de hoge grondwaterstand wortelden deze bomen niet diep, omdat ze hekel hebben aan ‘natte voeten.’

Wortelen
Een voorbeeld van een restant van een boomgaard is die aan de Boveneindselaan in Krimpen aan de IJssel. Ko de Vries, zoon van de boer die die de boomgaard ooit aanlegde weet er nog alles van. ‘Ja, er lag daar wel een kleirug, zodat de bomen niet zo veel last van natte voeten hadden. Mijn vader gebruikte de grond in het begin als akkerland en heeft daarmee velen de hongerwinter doorgeholpen. De voorste percelen bij de dijk waren klei, maar hoe meer naar het hart van de  polder, hoe meer het veen werd. We hadden een flink aantal oude fruitrassenrassen, zoals  de Sterappel, de Zoete Brederode, Bramley’s Seedling, de Zigeunerappel, de Glorie van Holland, de Groninger Kroon, de Kleipeer en de Juttepeer. We merkten dat vanwege de hoge grondwaterstand de bomen inderdaad niet diep wortelden. Ja, we hadden het over ‘blijvers’ en ‘wijkers’, dat herinner ik mij ook nog.’ Inmiddels heeft De Vries, nu woonachtig in Stolwijk, zelf ook een boomgaard. Die is ook gelegen op een lichte kleirug, dat wel.

De klassieke hoogstamboomgaarden
De klassieke hoogstamboomgaarden zijn in de waard praktisch verdwenen. De hoogstamboomgaarden bleken niet efficiënt genoeg in tegenstelling tot de huidige ‘laagstammen’. Het plukken van het fruit was zwaar en ongemakkelijk werk. Er waren lange ladders nodig, die verplaatst  moesten worden door meerdere mannen. Ze maakten verder gebruik van een plukschort, dat steeds weer geleegd moest worden. In een efficiënt ingerichte landschap was geen ruimte meer voor het oude fruit met zijn prachtige namen. Velen hebben geen besef meer van het bestaan van Kweeperen, Mispels, en Kwetsen. De boomgaard liet zich zelf prima omtoveren tot een plek waar het goed toeven was. Soms klom tegen de oude perenboom en witte klimroos en liet haar bloemen uitbundig naar beneden storten van de onderste takken. Er zijn nog enkele kwekerijen in het land die zich toeleggen op oude fruitrassen, omdat men ze niet definitief verloren wil laten gaan.

Fruit bewaren
Fruitrassen werden vaak gekozen op andere eigenschappen dan tegenwoordig. Enkele soorten fruit waren langdurig te bewaren, andere rassen waren meer ziekteresistent of beter aangepast aan de grondsoort. Sommige fruitrassen waren een goede aanvulling op de maaltijd in de vorm van stoofperen of stoofappels. Ook wat de rijpheid van het fruit betrof, moesten de rassen elkaar zo veel mogelijk opvolgen.

Een deel van het fruit kwam terecht op de zolder om te worden bewaard. Soms werden appeltjes gedroogd, bijvoorbeeld bij de oven van de plaatselijke bakker. Vooral de Zoete Bloemee leende zich daartoe. Er werd zo weinig mogelijk weggegooid. Om peren te drogen werden ze geschild, het klokhuis er uit gehaald en in vieren verdeeld. De steeltjes gingen in de kachel of het fornuis; de schillen waren voor de geiten en de kippen. Peren konden worden bewaard in flessen met azijn en suiker. De stoofpeertjes konden later worden geweckt toen de firma Weck, omstreeks 1900, haar eerste weckapparatuur in de handel bracht. Velen kennen nog de bekende weckpotten met de rubberen ringen.

Bij Het Streekmuseum Krimpenerwaard
Nu lijkt het of de boomgaarden er nooit zijn geweest. In het land verraadt soms een enkele fruitboom aan de lustoorden die anderhalve eeuw geleden nog in de Waard te vinden waren. Wie nog eens kennis wil maken met oude rassen fruitrassen als de Gieser Wildeman, de Saint Remie, de Mamley’s Seeedling, de Suikerpeer en de Goudreinet, is van harte welkom bij het Streekmuseum. Daar valt nog een kleine boomgaard te bewonderen. Ook staan er nog gevulde weckpotten uit de tijd toen de gebroeders De Jong  nog op de boerderij woonden.

Jan Willem Stolk
Redacteur namens Streekmuseum Krimpenerwaard